Heeej meneeerr..
Als u EGT niets te doen hebt mag u mij en renee ook wel helpen met Anw... ik had een onvoldoende voor t laatste proefwerk
Renee niet... Nu moeten wij het levensverhaal van Vesalius beschrijven Als u daaar iets over weet --> hulp is Welk0mmm
Groetjesss Vanes
Btw.. k ben nu de Verba valent aan ut leree... Tiis makkelijkk
Commentaar van de webmaster:
Vesalius, oh daar weet ik alles van: Andreas Vesalius werd op 31 december 1514 te Brussel, vlakbij de galgenplaats geboren als Andreas van Wesele. Zijn voorvaderen interesseerden zich allemaal voor geneeskunde of medicijnen. Zijn vader, die eveneens Andreas heette, was hofapotheker van Keizer Karel V. Zijn grootvader Everaert en zijn overgrootvader Johannes waren lijfarts van Maria van Bourgondië, landvoogdes der Nederlanden. Je kan je dus al inbeelden vanwaar Andreas' interesse voor de geneeskunde vandaan kwam. Het zat hem in het bloed. In zijn jonge jaren disseceerde Vesalius al dode honden, katten, ratten, mollen en muizen. Vesalius liep vermoedelijk lagere school in Brussel en trok in 1529 (toen hij 15 was)naar Leuven om aan het Pedagogium Castri zijn 'middelbaar' onderwijs te volgen. Hij volgde ook taallessen aan het Collegium Trilingue, gesticht door de kanunnik Hieronymus Busleider en verder uitgebreid door Erasmus. Hij was gespecialiseerd in Latijn, maar ook Grieks en Hebreeuws had hij onder de knie. Op 19-jarige leeftijd begon Vesalius zijn medische opleiding aan de universiteit van Parijs waar hij les kreeg van o.a. Jacubus Sylvius. Vesalius apprecieerde die man erg omdat hij af en toe een arm of een been van één of ander dier meebracht om te kunnen ontleden. Deze Sylvius Jacobus droeg Galenus op zijn beide handen! Deze laatste was een oude Griekse anatoom – 131 tot 201 na Christus - die wel meer dan 250boeken achterliet over anatomie.Bijna anderhalf millennium later gebruikte de mens nog altijd dezelfde medische waarnemingen die Galenus had gemaakt en opgeschreven. Sylvius Jacobus (een leerkracht van Vesalius ) was nog altijd overtuigd van de leer van Galenus zodat hij voor niets anders open stond. Sylvius was een doordrenkte Galenist die later een bittere tegenstrever zou worden voor zijn leerling Andreas Vesalius. De reden waarom in het begin zijn woonplaats tegenover de galgenplaats vernoemd werd, is heel simpel: Wanneer hij eens tijd had ging Vesalius wel eens veroordeelden stelen die 's nachts aan de galg hingen om ze te kunnen disseceren. Ooit heeft hij er eens voor zijn leven moeten rennen omdat er een horde wilde honden hem achtervolgde, die razend waren geworden toen Vesalius hun 'voedsel' kwam stelen. Weet je ook waarom Vesalius verkoos om een autopsie te verrichten op een veroordeelde i.p.v. een mens dat aan een natuurlijke dood was gestorven? Normale mensen die gestorven waren aan ouderdom (dus geen ziekte, want dan ging het afbraakproces van het lichaam nóg sneller!) werden 3dagen beweend alvorens de grond in te steken. Misdadigers echter werden 3uur na de terechtstelling al begraven. Dat betekent dat het vlees van een geëxecuteerde verser was en nog niet begon te ontbinden of uit te lopen…. Een andere logische reden was dat criminelen niet op een kerkhof en in een kist werden begraven. Als je gewone mensen zou opgraven, dan kon je gestraft worden voor heiligschennis. Daarbij was het kerkhof was veel te zichtbaar in het midden van de stad en het was te moeilijk om op te graven, door kist en al heen…Maar de lijken van de criminelen werden een eindje van de stad in een kuil gegooid. Soms ook gebeurde het dat Vesalius het lijk kocht van de beul als de familie van de misdadiger het lichaam niet kwam opeisen. Zo geraakte Vesalius toch aan zijn vele lijken om ze te kunnen ontleden. Hij stelde vast dat de onderkaak uit één enkel beenstuk bestaat, dit in tegenstelling tot wat Galenus beweerde. Zijn kennis van het menselijk geraamte was zo grondig dat hij samen met zijn vriend, Mateus Terminus, die hem hielp bij het stelen van lijken, erin slaagde om uit een stapel beenderen geblinddoekt alle beenderen kon herkennen.In 1536, op 22 jarige leeftijd, werd Vésalius gedwongen naar Brabant terug te keren omdat de oorlog uitbrak tussen Keizer Karel V en François I uit Frankrijk. Vesalius zette zijn medische studies verder in Leuven waar hij skeletten bouwde uit beenderen van terechtgestelden. Met de hulp van Gemma Physius (1508 – 1553) nam hij lijken weg van het galgenveld en smokkelde het de stad in.Eén van de geraamten schonk hij aan Gisbertus Carbo, een Leuvense geneesheer. Vesalius mocht toen ook voor het eerst in zijn leven een lijkschouwing houden in de stad. Dit was in 18 jaar niet meer voorgevallen. In februari/maart 1537 behaalde hij zijn baccalaureaat in de geneeskunde met een thésis die een parafrase was op het boek van Rhazes en dat handelde over de Arabische geneesmiddelenleer. D.w.z. dat hij zijn diploma behaalde van de universiteit. Op het einde van datzelfde jaar vinden we Vesalius terug aan de universiteit van Padua, toen de meest vooruitstrevende medische faculteit van Europa. Op 1 en 3 december legde hij daar schitterende examens af. Twee dagen later promoveerde hij tot doctor in de geneeskunde. De dag daarop volgde hij Paolo Colombo op en nam bezit van de leerstoel heelkunde.Hij werd verplicht anatomie te doceren.Op 6 december begon hij met de dissectie van een 18-arige jongen die dor zijn leerlingen uit het graf was weggehaald.Na de dissectie werd het lijk geskeletteerd volgens een nieuwe, door Vesalius ingevoerde techniek die tot op heden met weinig wijzigingen bewaard is gebleven. In tegenstelling tot Sylvius (de fanatieke Galenist waar hij nog les van heeft gehad), ging Vesalius de verschillen van zijn waarnemingen ten opzichte van wat Galenus beweerde, bewijzen. Op verzoek van zijn leerlingen tekende Vesalius 3 platen: • De lever met het poortaderstelsel en de genitalia • Het veneuze stelsel • Het arteriële stelsel Dit zijn de verschillen in zijn waarnemingen ten opzichte van de Griekse anatoom Galenus. Hij liet Stefan van Kalkar, eveneens een Vlaming; 3 skelettekeningen maken. Het geheel van deze 6 platen werd uitgegeven als de “Tabulatae Anatomicae sex” (= zes anatomische platen) door Vitalis Venetus uit Venetië in 1538. Deze 6 tekeningen vormden de eerste ernstige poging om af te beelden wat er gezien werd, maar bevatte toch nog Galenische elementen zoals de 5-lobbige lever en het sternum uit 7 delen. Naarmate Vesalius echter meer mensenlijken ter beschikking kreeg, veranderde hij zijn ingesteldheid: hij geloofde niets meer van Galenus tot hij het zelf kon bewijzen. In Bologna gaf hij die tijd ook veel gastcolleges waar hij diverse sectio’s ondernam o.a. op het lijk van een Franse priester waarvan hij het skelet ook heropbouwde. Vervolgens skeletteerde hij ook een aap, om met het skelet van de priester te vergelijken. De belangrijkste verschillen in de uitsteeksels van de lendenwervels gaven hem toen de overtuiging dat Galenus alleen dieren ontleed had, maar nooit een mens. De beide skeletten schonk hij aan het college. In die tijd werkte Vesalius ook mee aan een groot vertaalproject van het werk van Galenus, zo een 250-tal boeken. De jaren die daarop volgden zijn heel vaag en onzeker voor wat Vesalius toen uitsprak en dit door gebrek aan bewaarde gegevens.Men gaat er van uit dat hij enorm veel sectiewerk verrichtte .In augustus 1543 kreeg Vesalius zijn eerste exemplaar van zijn meesterwerk in handen: “Humani Corporis Fabrica Libri Septem”, 7 boeken over de bouw van het menselijk lichaam. Dit meesterwerk werd door Johannes Oporinus, professor van klassieke filologie en vriend van Vesalius, uitgegeven te Bazel. Haller, een fysioloog uit Bern(1708 – 1777) schreef over de “Fabrica”: “Een onsterfelijk werk, dat alle vroegere geschriften zo goed als overbodig maken” Hij had geen ongelijk want nu nog profiteert de moderne geneeskunde nog van Vesalius’ werken. Kort na de publicatie van zijn “Fabrica” vroeg Karel V zelf of Vesalius in dienst wou treden als zijn persoonlijke huisarts. In diezelfde periode huwde hij met Anna van Hamme uit Vilvoorde en in juli 1545 kregen ze een dochter, hun enige kind, die ze ook Anna noemden. De keizer was een allesbehalve gemakkelijke patiënt. Hij leed aan jicht en verzorgde zich zeer slecht.Bovendien was hij voortdurend op reis . Hij had regelmatig maagklachten door zijn uitgebreide eetgewoontes en zijn voorkeur voor ijsgekoelde dranken. Tot ergernis van zijn geneesheer negeerde hij diens raadgevingen en schaamde zich niet om voor zijn talrijke kwaaltjes kwakzalvers en monniken te raadplegen. Vesalius werd niet alleen beroemd als anatoom, maar ook als geneesheer. Hij was de eerste arts die bij levenden een anévrisma dissecans van de aorta diagnosticeerde en dat later door een autopsie werd bevestigd. Van talrijke, meestal beroemde en adellijke personen zijn ziekteverslagen bewaard gebleven, waarbij Vesalius als medicus geraadpleegd werd. Zo zijn er een 6-tal geschreven consultaties. Enkele namen ui de lijst: koning Hendrik II uit Frankrijk, de Infante Don Carlos van Spanje, Maximiliaan van Egmont (graaf van Buren), Bernardo Navagero (Venetiaanse ambassadeur), de prinses van Oranje –Nassau (= vrouw van Willem van Oranje ), de zuster van Kardinaal Granvella ( graaf van Terranova en Groot-Spanje ) en de Bisschop van Limoges. De Engelse diplomatieke staf en de Franse ambassadeur behandelde hij ook en gaf raad aan Leonhard Welser (= Patriciër uit Augsburg), enz.,… Ter gelegenheid van zijn abdicatie op 25 oktober 1555 ontsloeg Keizer Karel V het grootste deel van zijn huishoudpersoneel, dus ook zijn lijfarts. Als dankbetoon kreeg Vesalius op 21 april 1556 de titel van “Commes Palatinus” of “ Graaf van het Lateraans Paleis”, 1van de hoogste onderscheidingen die economisch héél voordelig konden zijn voor de benoemde. Hij trad vervolgens in dienst van Karel V’s zoon, Philips II, met wie hij op 23 augustus 1559 te Vlissingen inscheepte om naar Spanje te reizen. In Madrid voelde hij zich tijdens de daarop volgende jaren niet zo erg thuis, want hij had er geen enkele gelegenheid om anatomie te beoefenen. Op het einde van 1561 schreef hij aan Gabriële Fallopio ( 1526- 1562 ) een antwoord op diens anatomisch werk, de”Observationes Anatomicae”. Deze brief werd zo uitgebreid dat het uitgroeide tot een heus boek! “Gabriëli Fallopii Observationum Examen.” (= studie van de [anatomische] waarnemingen van Gabriële Fallopio.) Dit was het laatste ven de in totaal 10 werken die Vesalius achterliet. In april 1564 vertrok Vesalius voor een diplomatieke missie naar Palestina. Samen met zijn gezin en heel wat bagage verliet hij Spanje. In de streken van Cette, nabij Montpellier, nam hij afscheid van zijn vrouw en dochter die verder reisden naar Brabant, terwijl hijzelf via Italië doortrok naar Palestina, waar hij veilig en wel toekwam. Enkele weken na zijn aankomst ondernam hij de terugreis naar Brabant met een pelgrimboor die uit Neurenberg kwam.Helaas belandde hij in een storm ter hoogte van het Grieks eiland Zanté, waar hij op 15 oktober 1564 stierf. Op dat eiland staat nu de “Hodos Vesaliou”, een ‘graf’ die Vesalius herdenkt en er staat ook een museum over Vesalius. Er is ook een straat en een plein naar hem genoemd op dat eiland. Zo genoeg, Vanes? Dit is wat ik zo snel even wist te herinneren, maar het is in ieder geval een begin. |